Het Boek God bewijzen gaat niet zozeer over godsbewijzen - hoewel die aan bod komen - als wel over redelijke argumenten voor het geloof. Of nog preciezer: God bewijzen gaat vooral over de onredelijkheid (de zwakke argumenten) van het ongeloof. Atheïsten kunnen existentieel integer zijn, intellectueel is hun positie onhoudbaar, aldus de auteurs. “Een uitstekend boek”, oordeelt recensent Taede Smedes.

Door Taede A. Smedes

cover god bewijzenValt God te bewijzen? Nee, natuurlijk niet, en dat weten Stefan Paas (hoogleraar theologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam) en Rik Peels (filosoof aan diezelfde universiteit) ook best. Daar gaat het ook helemaal niet om in hun boek. De titel is dan ook misleidend. Dit is helemaal geen boek dat probeert God te bewijzen. Het gaat ook niet om de vraag of God wel of niet bestaat. Wél gaat het om argumenten voor en tegen geloven. Het boek draait dus niet om God, maar om geloof, of beter gezegd over de vraag of geloven redelijk is. En dat is het, zo stellen Paas en Peels, in tegenstelling tot het atheïsme.

De schrijvers beginnen hun boek met te verdedigen dat geloven “natuurlijk” is. Ze beroepen zich daarbij op wetenschappelijk onderzoek. Godsgeloof zit als het ware “ingebakken” in de menselijke natuur, stellen zij. Vandaar dat zoveel mensen wereldwijd religieus zijn. Vandaar dat atheïsme, behalve in onze Westerse samenleving, globaal gesproken zeldzaam is. Daarnaast is geloven ook nog eens gezond, vooral voor de gelovige zelf, en het is nuttig voor de samenleving. Vervolgens wordt in een hoofdstuk betoogd dat geloven zonder argumenten prima is, dat er niets moreel laakbaars is aan geloven zonder dat je bewijs hebt voor datgene waarin je gelooft.

Retoriek
Echt spannend wordt het wanneer de auteurs in het derde en langste hoofdstuk van het boek beginnen minutieus de argumenten tegen het bestaan van God te ontluisteren. Alle atheïstische standaardargumenten komen voorbij en worden als lastige wratten doorgeprikt: bijvoorbeeld dat wetenschappers vaker atheïst zouden zijn, dat geloof in God een projectie is, dat wetenschap de mogelijkheid van wonderen heeft weerlegd, dat gebedsexperimenten hebben laten zien dat God niet bestaat en, ten slotte, dat God als hij bestond nooit zoveel lijden zou toelaten.

Het knappe aan dat hoofdstuk is dat Paas en Peels niet zozeer tegenargumenten geven, maar laten zien dat de redeneringen waarop atheïsten zich beroemen simpelweg niet kloppen en voornamelijk berusten op retoriek. Hun conclusie is hard: “naar ons idee betekent dit dat het niet redelijk is om het bestaan van God te ontkennen. Daarvoor bestaan simpelweg geen goede argumenten. … Atheïsme kan dus als existentiële positie integer zijn, maar het is als intellectuele positie onhoudbaar” (221). Het is dus niet de gelovige, maar de atheïst die onredelijk is.

Het vierde hoofdstuk ramt die boodschap er nog verder in: een atheïstische levenshouding is ook moreel niet houdbaar en sociaal ongewenst. In de praktijk zijn we allemaal “morele realisten”, aldus Paas en Peels. In het leven van alledag gedragen we ons alsof er voor ‘goed’ en ‘slecht’ objectieve en universeel geldige maatstaven zijn. Een gelovige meent dat die objectieve maatstaven in God geworteld zijn. Maar een atheïst, die niet in God gelooft, leeft dus weliswaar alsof er objectieve morele maatstaven zijn, maar kan die niet rechtvaardigen. Ook de wetenschap slaagt er niet in om een fundament voor de moraal te leveren. De atheïst leeft dus hopeloos inconsistent. In een gloedvol geschreven passage ten slotte betogen Paas en Peels ook nog eens waarom ongeloof sociaal onhoudbaar en ongewenst is.

Kort door de bocht
En daar had het boek wat mij betreft mogen eindigen. Dat was voldoende geweest en had al een schitterend boek opgeleverd. Er volgt dan echter nog een vijfde hoofdstuk, bijna vijftig pagina’s waarin ditmaal argumenten vóór het bestaan van God worden besproken. Een hoofdstuk vol ‘godsbewijzen’, ofschoon Paas en Peels aangeven waarom die benaming ronduit fout is. De zes argumenten die in dit hoofdstuk worden besproken – het kosmologisch argument, argumenten op basis van bewustzijn, godservaringen, finetuning, wonderen en het ontologisch argument – zijn op zich weliswaar niet overtuigend, zo stellen de auteurs, maar samen vormen ze een sterk cumulatief argument vóór het bestaan van God.

Waar de rest van dit uitstekende boek uitmunt in een kristalheldere manier van schrijven en een hoogstaande argumentatieve degelijkheid, is dit vijfde hoofdstuk veel minder geslaagd. Met name lezers die niet zijn ingewijd in deze filosofische ‘godsbewijzen’ zullen vermoedelijk moeite hebben met de hoge abstractiegraad en de vele kort-door-de-bocht-beschrijvingen die dit laatste hoofdstuk kenmerken.

Maar toch: al met al een erg goed boek, filosofie van hoog niveau die werkelijk pakkend en beeldend geschreven is, vanuit een overtuigd gelovig standpunt, maar zonder een arrogant toontje en soms zelfs met een impliciete sneer naar creationisten en al te vrome medegelovigen. De auteurs van dit boek argumenteren en gebruiken zo weinig mogelijk retoriek om hun punt te maken. Dat maakt het boek voor zowel gelovigen als agnosten als open-minded atheïsten verteerbaar.

Maar zal het atheïsten ook werkelijk overtuigen? Nauwelijks, vermoed ik. En Paas en Peels vermoeden dat zelf ook. Want, zo schrijven ze al in de inleiding, “emoties en verlangens spelen een grotere rol dan koele rationaliteit. Argumenten komen meestal pas achteraf in beeld, om standpunten te versterken waar we ons al eerder toe aangetrokken voelden” (16). Een argument, zo zou je kunnen zeggen, wordt vaak geaccepteerd door iemand die toch al van de conclusie overtuigd was. Veel overtuigde atheïsten zullen zich dus verzetten tegen dit boek, maar zullen dan wel met goede argumenten moeten komen. Of het boek ridiculiseren natuurlijk, ook een strategie die het in Nederland altijd goed doet bij de grote publiek.

Hoe dan ook is het een boek dat met argumenten goed aangeeft dat geloven betere papieren heeft dan het vaak lijkt en verre van onredelijk is. Het boek behoort tot de beste populariserende godsdienstwijsgerige werken die in Nederland ooit zijn gepubliceerd. Bovendien is het een boek dat de noodzaak aantoont van godsdienstfilosofie in de media en in het publieke domein. Een boek dus dat in Nederland hoognodig is, gezien de steeds anti-religieuzer wordende elite die de publieke opinie domineren. Nu maar hopen dat het massaal gelezen wordt.

Stefan Paas en Rik Peels, God bewijzen: Argumenten voor en tegen geloven. (Balans), 382 pagina’s, € 19,95.

Dr. Taede A. Smedes (1973) is godsdienstfilosoof en theoloog en specialist op het gebied van de relatie tussen theologie en natuurwetenschap.

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.