In het kader van de herdenking 500 jaar Reformatie staat Leo Oosterveen stil bij de verhouding tussen protestanten en katholieken. Persoonlijk gevormd door beide tradities kijkt hij terug op het maatschappelijk engagement van katholieken en protestanten in Nederland in de afgelopen veertig jaar. Wat was de rol van hun geloofstradities daarin? Oosterveen houdt een pleidooi voor een verder samen optrekken bij sociale vragen in deze tijd van tweedelingen.

Door Leo Oosterveen

Ik ben een grensganger tussen Rome en Reformatie. Als zoon van een protestantse vader en gedoopt door mijn grootvader die predikant was (hervormd, ‘middenorthodox’), bevond ik me in een sfeer die je als open en zeker niet benauwd zou kunnen karakteriseren. De protestantse lagere school waar ik heen ging ademde evenwel een andere sfeer, een godsdienstig milieu dat zich min of meer afsloot van de wereld. De maatschappelijke ontwikkelingen van de jaren zestig werden er buitengehouden. God, bijbel en het Huis van Oranje stonden voorop. Dan pas kwam de rest.

Na mijn middelbare school op een niet-confessioneel gymnasium herontdekte ik de christelijke traditie via de katholieke lijn, eerst via de benedictijnen, later de dominicanen en voorts via de theologiestudie. Ik ben begin jaren zeventig katholiek geworden, niet vanwege het ‘ene ware geloof’ of ‘de ene ware kerk’, maar vanwege de ruimte die ik in de katholieke traditie ervoer: de verbinding tussen geloven, denken en de maatschappij, en de aandacht voor spiritualiteit en gemeenschapsleven.

Geen concurrenten

Geloven is geen afgesloten hokje, maar staat open voor alles, zo ontdekte ik. In de jaren zeventig ging in het kloosterleven en in de (katholieke) theologie en de godsdienstpsychologie het adagium op dat het religieuze slechts kan bloeien op de humus van het humane. God en mens zijn geen concurrenten (zoals in de voorbije geloofsbeleving vaak geweest was) en het religieuze is een verschijningsvorm (naast vele andere) van het streven naar humanisering, bevrijding en emancipatie. Geloofsinterpretatie wortelt in de ervaring van het alledaagse leven.

Dit aanvoelen vond zeker inspiratie in het op Thomas van Aquino teruggaande inzicht dat de genade de natuur niet opheft, maar dat ze erop voortbouwt. De dominicaanse theoloog Edward Schillebeeckx (1914-2009) actualiseerde dit inzicht zo, dat hij Jezus’ verkondiging van het rijk van God typeerde als ‘op menselijkheid bedacht’. Een groot winstpunt – nog steeds – ten opzichte van een tijd waarin mondigheid, het gezag van de eigen ervaring, het maken van eigen keuzen en de eigen verantwoordelijkheid nogal eens in de hoek van de verdachten stonden.

De receptie van de bevrijdingstheologie en de politieke theologie in Nederland bouwden hierop voort in die zin dat ze als een eigen variant gezien werden van een veel breder gedragen streven naar mondigheid, solidariteit en emancipatie van vele mensen en groepen. Dit maakte geloofsverwoording tot iets eenvoudigs en aantrekkelijks: je hoefde er slechts op te wijzen dat jij, op jouw wijze, mee deed met de brede maatschappelijke strijd, bijvoorbeeld in de vredesbeweging. Iets anders gezegd: bevrijdend geloof was vooral bevrijdend als het als hulpmotor kon dienen bij sociale en politieke aspiraties van mensen.

Overbodig

Als dat zo gewerkt heeft, is dat een groot goed. Maar hier blijkt ook een tekort. Vaak vonden mensen in deze religieus-emancipatieve bewegingen op een gegeven moment de religieuze hulpmotor overbodig, de emancipatie kon ook wel op seculier-eigen kracht varen. Zeer veel mensen zagen niet meer in wat nu het religieus surplus was in het streven naar een humanere en rechtvaardiger samenleving. De manier waarop in de tweede helft van de twintigste eeuw het katholieke tweespan natuur en genade vorm kreeg, maakte dat de helft van dit tweespan onderweg struikelde. Anders gezegd: met de religieuze component wisten velen geen raad meer.

Voor alle duidelijkheid: het ‘katholieke tweespan’ kwam als figuur natuurlijk ook in andere denominaties voor. Het gaat hier om een manier van denken en van in het geloof staan dat ook in andere gezindten is voorgekomen. Met dat al werd voor mij door het wegvallen van de ene helft van het tweespan de ‘katholieke ruimte’ wel kleiner. Helaas werd die ruimte nog kleiner door toedoen van autoritair ingrijpen van de kant van de bisschoppelijke hiërarchie en haar wantrouwen tegen experimenten op het vlak van de verkondiging, het pastoraat en het vieren van de liturgie.

Openbaring

Heel anders waren intussen de geprofileerde theologische geluiden uit reformatorische hoek als het ging om maatschappijkritiek. Deze geluiden stonden in de lijn van de Zwitserse theoloog Karl Barth (1886-1968) en Kornelis Heiko Miskotte (1894-1976). Hier staat het dwarse, het geheel andere van de messiaanse belofte centraal. Deze belofte heeft weliswaar parallellen met het maatschappelijk verzet, maar blijft haar onherleidbaar eigen en unieke plaats behouden, zoals die wordt aangezegd door Schrift en openbaring.

Ik moet zeggen dat ik wel eens jaloers ben geweest op dit reformatorische principe. Daar waar in menig katholieke kring de religieuze component zwakker werd, werd in de (of althans in deze) reformatorische hoek de gelovige positie eenvoudigweg verondersteld – hoewel me daar de intrinsieke verbinding tussen geloof en politiek niet altijd duidelijk werd en ik me daarom wel eens afvroeg of de beleden eigenheid van de geloofspositie niet in de lucht bleef hangen.

Postmodernisme

In de late jaren tachtig en de jaren negentig verandert het politieke, economische en filosofisch-theologische klimaat. Het is de tijd van het postmodernisme. Niet alleen herovert de vrije markt haar ruimte, ook wordt de roep steeds luider om de verschillen tussen en binnen verschillende emancipatie- en sociale bewegingen (zoals van homo’s, vrouwen, milieu- en vredesactivisten, etc) te benadrukken en ervoor te waken dat de ‘verschillen behoed worden’. Het éne emancipatieverhaal is passé.

Mede in samenhang hiermee wordt het pleidooi gehouden om de verschillen tussen religies en levensbeschouwingen te behoeden. De ontmoeting van de ander staat centraal, niemand mag zich boven de ander stellen. Een belangrijk winstpunt na een eeuwenlang christelijk en eurocentrisch superioriteitsgevoel – zoals ik ook zelf meermaals heb onderstreept. Maar de oproep tot ontmoeting bleef als zodanig tamelijk formeel. Werden katholieke en protestantse gelovigen eigenlijk wel uitgedaagd om in dat proces hun inhoudelijke geloofsverhaal te vertellen, of werd het vertellen daarvan opgeschort?

Tweedelingen

Na 11 september 2001 zijn we gaan leven in een samenleving die meer en meer beheerst wordt door tweedelingen. Door flexibilisering en privatisering van de arbeidsmarkt is een grote bestaansonzekerheid ontstaan. Hoger- en lager opgeleiden, kosmopolieten en nationalisten staan tegenover elkaar. Maatschappelijke kloven groeien. De politiek biedt weinig perspectief, omdat ze zich concentreert op pragmatisch management. In zo’n situatie hoopt het onbehagen zich op en dat vindt een uitlaatklep door naar zondebokken te zoeken. De populisten wijzen deze graag en voortdurend aan: de moslims, de vluchtelingen, de immigranten, Europa.

Tegen deze achtergrond is het nodig een visie op de goede, rechtvaardige en humane samenleving te ontwikkelen en om de reële tweedelingen te boven te komen en de imaginaire tweedelingen (de wereld van de zondebokken) door te prikken. Juist nu dienen katholieke en protestantse gelovigen met de bagage van hun eigen tradities na te denken over de fundamenten van het algemeen welzijn, nu dit laatste onder druk staat. Het katholieke inzicht dat God en mens geen concurrenten zijn en dat het goddelijk heil en het menselijk welzijn in elkaars verlengde liggen is hierbij van grote betekenis.

Meer dan toefje slagroom

Tegelijkertijd blijft het nodig te benadrukken dat Gods heil meer is dan het toefje slagroom op de taart van het menselijk welzijn. Het verhaal in de Schrift over Gods verbond met de mensen, over Gods openbaring en zijn genadevolle aanwezigheid bij de lijdenden heeft een blijvende eigenstandigheid en is een blijvend tegenover, een blijvend tegoed. Terecht heeft de reformatorische traditie hierop gehamerd. De waarde hiervan ben ik de laatste tijd weer meer gaan inzien.

Als het gaat om het zicht op en het werken aan een samenleving die rekening houdt met Gods menswording en zijn wonen onder ons, dan kunnen katholieken en protestanten niet zonder elkaar. Nu het christelijk geloof en de maatschappelijke impact daarvan sterk zijn gemarginaliseerd, getuige de vele sociologische rapporten, is zo’n gemeenschappelijke inspanning niet meer dan vanzelfsprekend.

Aan- en afwezigheid

Christenen – katholieken en protestanten – moeten elkaar voortdurend eraan herinneren dat het geloof handen en voeten moet krijgen in het dagelijks leven en samenleven in de inspanningen daartoe. Maar ze moeten elkaar er ook aan herinneren dat in geen enkele inzet Gods heil uitputtend aanwezig is. Wij kunnen dat heil niet maken en hoeven het ook niet, gelukkig maar. Zou je dat wel denken te kunnen, dan leidt zo’n geloof al snel tot een ideologisering van zichzelf.

God is aanwezig als de afwezige, zei Schillebeeckx ooit. Juist daarom is hij niet voor een karretje te spannen. Deze paradoxale aan- en afwezigheid komt vooral tot uitdrukking in het zogeheten Emmaüsverhaal (Lc. 24,13-35). Op het moment dat Jezus als de Verrezene aan de twee leerlingen uit Emmaüs zich openbaart onder het breken van het brood, verdwijnt hij uit hun zicht. Maar op het moment dat hij verdwijnt, is hij ook weer aanwezig, want in zijn geest gaan de twee naar de andere leerlingen en begint het proces van de verkondiging. De paradoxale aan- en afwezigheid van de Verrezene is in dit verhaal de motor van het opweggaan en van de navolging. Ze houdt de dynamiek erin.

In sommige oecumenische geloofsgemeenschappen, zoals die waarvan ik deel uitmaak, vieren katholieken en protestanten samen de eucharistie/het avondmaal – en dit voorbij vele kerkordelijke obstakels. Want zij weten zich geïnspireerd door de aan/afwezigheid van de Verrezene. Net als de Emmaüsgangers worden zij daardoor, zij aan zij, samen op weg gestuurd om hun dienst in de wereld te verrichten.

Leo Oosterveen is dominicaan en hoofdredacteur van TGL. Hij is theologisch en filosofisch leerhuismeester, werkzaam op bestuursniveau in Dominicaans Nederland, voorganger in het Oecumenisch City Pastoraat Nijmegen. [email protected]

[box type="shadow"]

Het eerste nummer van 2017 van TGL is een themanummer over de herdenking van 500 jaar Reformatie: ‘De hervorming van het geloof, 500 jaar Reformatie en haar erfenis'. Voor verdere informatie over TGL zie www.tgl.beBesteladres Nederland: [email protected]. Besteladres België: [email protected] of [email protected]. Kosten per los nummer: 7,95 plus verzendkosten.

[/box]

 

[box type="shadow"]

500 jaar Reformatie: hervorming van geloof én wereld

Dit jaar is het 500 jaar gelden dat de Reformatie begon. Als startsein wordt wel gezien de inmiddels tot mythische proporties uitgegroeide daad van de monnik Maarten Luther: op 31 oktober 2017 spijkerde hij zijn 95 stellingen vast aan de deur van de slotkerk te Wittenberg, daarmee de wantoestanden in de katholieke kerk aanklagend. Met de Reformatie begon een belangrijk vernieuwingsproces niet alleen in de kerk maar ook in de wereld als geheel. Het reformatieproces staat niet op zichzelf, maar is eerder deel van een grotere beweging, het begin van de moderne tijd.

[/box]

 

 

 

Maak meer verhalen mogelijk met een donatie

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.